Ik heb heel veel geleerd van veel meer personen dan ik hier op kan sommen. Toch wil ik een zestal dat inmiddels is overleden hier vermelden. Dat zijn mijn vader, mijn promotor, en nog vier anderen die mijn denken al heel indringend vorm hebben helpen geven.

A.E. Cohen, 1913-2004
Van mijn vader heb ik geleerd wat geschiedenis is en wat geschiedbeoefening zijn kan.
• ‘Over mijn vader aan het hoofd van de Afdeling Bronnenpublicaties van Oorlogsdocumentatie 1945-1960’; voor: symposium ‘Sporen die de bezetter achterliet: de archieven van de Duitse overheid in Nederland’; Amsterdam (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie), 30 november 2004.
• ‘Vóór Oorlogsdocumentatie’ & ‘Decaan, rector magnificus, gepensioneerde’. In: J.C.H. Blom, D.E.H. de Boer, H.F. Cohen, J.F. Cohen (eds.), A.E. Cohen als geschiedschrijver van zijn tijd. Amsterdam: Boom, 2005; pp. 13-19; 69-74.

Dick van Arkel, 1925-2010
Van de colleges en later de proefschriftbegeiding door mijn promotor heb ik geleerd hoe zinvol het is in de geschiedschrijving analytisch en vergelijkend te werk te gaan, en hoe nodig het is voor een consequente begripsvorming te zorgen.

Jacques de Kadt 1897-1988
De kennismaking, later vriendschap met Jacques de Kadt heeft voor mij een voortdurende aansporing betekend om te proberen de dingen breed te zien, grote problemen te stellen, en daar analytisch over na te denken.
• ‘Bij de crematie van Jacques de Kadt, 20 april 1988’. Hollands Maandblad 30, 487, juni 1988, 23-25.
• ‘Jacques de Kadt als schutspatroon?’; bespreking van Martin Bosma, De schijnélite van de valsemunters. In: Socialisme & Democratie 67, 12, 2010, p. 44-47.

R. Hooykaas, 1906-1994
De kennismaking, later vriendschap met R. Hooykaas heeft me op de meest indringende wijze bijgebracht dat wetenschapsgeschiedenis volop geschiedenis is, en ook dat cultureel sterk uiteenlopende achtergronden niet aan verstandhouding in de weg hoeven te staan.
• ‘Eloge: Reijer Hooykaas, 1 August 1906 – 4 January 1994’. Isis 89, 1, March 1998; 181-184
• ‘Editors’ Foreword’ en ‘Index’ van R. Hooykaas, Fact, Faith and Fiction in the Development of Science. Dordrecht: Kluwer, 1999; p. ix-xiii en 435-454.
• R. Hooykaas, ‘Pascal: His Science and His Religion’. In: Tractrix 1, 1989, 115-139 (vertaling van: ‘Pascal. Zijn wetenschap en zijn religie’. Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland, 1939, 147-178).
• (met Nancy Nersessian en Christiaan Boudri:) ‘In Süssmayer’s Spirit: On the Practice of Editing in Two Distinct Cases’

Richard S. Westfall, 1924-1996
Al voordat ik in 1985 Sam ontmoette (tijdens een ‘International History and Philosophy of Science’ conferentie in Berkeley) en we wat later vrienden werden, was hij mijn favoriete wetenschapshistoricus. Nog altijd hoop ik, wanneer ik een wetenschaphistorisch schrijfsel heb afgerond, dat juist hij zou vinden dat ik het er wel redelijk heb afgebracht. Dat geldt heel in het bijzonder voor Isaac Newton en het ware weten, dat ik aan zijn nagedachtenis heb opgedragen.

Rob Wentholt, 1924-2010
Rob was niet alleen een van mijn beste vrienden maar ook de scherpste en veelzijdigste denker die ik ooit heb ontmoet. Hij was een toonbeeld van onafhankelijk denken en van analytische scherpte. Het is en blijft mijn doel zijn posthume meesterwerk ‘The Nature of Human Nature’ als zodanig gepubliceerd te krijgen. In de tussentijd schreef ik op basis daarvan een verkorte versie voor een breder, Nederlandstalig publiek: Experiment mensheid.